Moeten we hopen op de pijn van een depressie om een totalitaire staat te voorkomen?

Moeten we hopen op de pijn van een depressie om een totalitaire staat te voorkomen?

De huidige Amerikaanse president Joe Biden strooit - net als zijn voorganger Donald Trump - met geld. Het ene na het andere noodpakket wordt uit de grond gestampt om de Amerikaanse economie van de ondergang te redden. De bedragen waar het om gaat zijn krankzinnig te noemen. Het begon in maart 2020 met een pakket van $2.000 miljard. In december 2020 volgde nog een pakket ter waarde van $900 miljard. De nieuwe president doet hier nog een aantal scheppen bovenop. Hij begon meteen één dag na zijn inauguratie met een noodpakket van $1.900 miljard. En Biden heeft al aangekondigd $2.000 miljard te gaan steken in infrastructuur en $1.900 miljard aan hogere sociale uitkeringen.

De nieuwe Amerikaanse begroting die in oktober wordt gepresenteerd, zal de hoogste zijn sinds de Tweede Wereldoorlog. Ook aan onze kant van de oceaan grijpen overheden naar het maken van schulden om de economie te stimuleren. Nog nooit werd er zo kwistig omgegaan met geleend geld. Waar komt dit vandaan? Waarom kunnen overheden nu ineens zo kwistig met (geleend) geld strooien en hun invloed uitbreiden? Waar gaat dit eindigen? Om deze vragen te beantwoorden gaan we even terug in de tijd. Dit artikel verscheen eerder in het tijdschrift Gezond Verstand.

In de jaren ’70 ontstond het probleem dat overheden, de Amerikaanse overheid voorop, veel geld nodig hadden om aan hun sociale verplichtingen te kunnen voldoen, terwijl de belastinginkomsten daalden door een stagnerende wereldeconomie. Als oplossing hiervoor zijn overheden zich voor de financiering van hun uitgaven in toenemende mate gaan wenden tot financiële markten. Om financiële markten meer armslag te geven werd begin jaren ’80 onder leiding van de VS gekozen voor verregaande deregulering. De vrijere armslag maakte kredietschepping eenvoudiger en winstgevender, de internationale geld- en kapitaalmarkt groeiden gestaag.

Staatsleningen risicovrij

Staatsleningen werden door monetaire beleidsmakers in 1988 als risicovrij bestempeld. Sindsdien hoeven banken op hun balans geen kapitaal te reserveren voor staatsleningen. Door deze ‘risicovrij’ status gedragen staatsleningen zich in de kapitaalmarkt net als goud: ze worden gebruikt als onderpand bij financiële transacties en kredietcreatie. Sinds midden jaren 90 maken banken en schaduwbanken steeds meer gebruik van dit onderpand om leningen te financieren. Schaduwbanken zijn niet-bancaire instellingen die wel specifiek bancaire taken uitvoeren; denk aan vermogensbeheerders, hedgefondsen, geldmarktfondsen, en ook pensioenfondsen, verzekeraars en multinationals. Er wordt gesproken van schaduwbankieren, omdat centrale banken op deze instellingen of geen of heel beperkt toezicht hebben.

Er zaten voor overheden namelijk grote voordelen aan de steeds belangrijker rol van staatsleningen in de kapitaalmarkt, dus beleidsmakers stemden ermee in. Hun begrotingstekorten werden zonder morren gefinancierd. Ze hadden een stuk meer financiële armslag. Op deze wijze is er een innige vervlechting ontstaan tussen overheden en de mondiaal functionerende financiële markten. Voor de VS betekende dit een veel grotere rol in geopolitieke aangelegenheden, en Europeanen konden meer geld uitgeven aan sociale en culturele doelstellingen. Wat beide machtsblokken gemeen hadden, was dat bureaucratieën flink in omvang toenamen. Zowel sociaaldemocraten (Derde Weg, een beweging binnen de sociaaldemocratie die sinds de jaren '90 een nieuw evenwicht zoekt tussen de liberale markteconomie en de verzorgingsstaat), confessionelen (politieke partij die zich baseren op een bepaalde godsdienstige geloofssfeer - 'compassionate conservatism') als liberalen (neoliberalisme) gingen erin mee.

De toegenomen beleidsvrijheid van liberalen, christendemocraten en sociaaldemocraten kon worden betaald met geleend geld. Door de krediet-gedreven economische groei werden sociale tegenstellingen en breuklijnen overbrugd. De economische voorspoed kon worden herverdeeld over de verschillende maatschappelijke belangengroepen. Het bleek een effectieve manier om mensen aan zich te binden en oppositie tegen politieke besluitvorming op een zijspoor te zetten. De politieke economie die zich ermee ontwikkelde is niet kapitalistisch, ook niet socialistisch, conservatief of liberaal; zij is technocratisch.

Lees ook:

Dollar als wereldmunt

De VS hebben overigens veel meer geprofiteerd van deze publiek/private vervlechting dan anderen. De dollar is nog steeds de mondiale reserve valuta en wordt gebruikt als de ‘middle currency’ bij het gros van de financiële transacties. Het is als het ware de taal waarin in marktpartijen met elkaar communiceren. Sinds de ontkoppeling van dollar en goud in 1971 is het internationale monetaire en financiële systeem dus gebaseerd op het vertrouwen in de stabiliteit en solvabiliteit van één land; de VS. Naast deze belangrijke rol voor de dollar is de Amerikaanse staatslening het meest gebruikte onderpand in de mondiale kapitaalmarkt.

Door de belangrijke internationale rol van de dollar en de staatslening wordt de VS niet geconfronteerd met de negatieve effecten van begrotings- en handelstekorten. Ze worden gefinancierd vanuit de groeiende mondiale financiële en reële economie en door buitenlandse centrale banken. De Franse econoom Jacques Rueff karakteriseerde het ooit als ‘tekorten zonder tranen’. Dit ‘exorbitante privilege’ heeft met name Frankrijk altijd gestoken. Ook andere Europese leiders zagen de voor Amerikanen gunstige uitgepakte monetaire alleingang met lede ogen aan. Dat wilden ze zelf ook wel. Vandaar dat de Europese elite hard werkt aan de internationalisering van de euro. Een federale Europese superstaat zou in hun dromen het dollarimperium kunnen gaan vervangen.

Centrale banken

De rol van centrale banken veranderde in dit op vertrouwen gebaseerde systeem. Tot de jaren '70 waren het vooral bewakers van de geld- en kredietgroei. Sinds de deregulering van financiële markten stelden ze zich echter steeds meer op als bewakers van het vertrouwen in het hele stelsel. Hun eerdere monetaire rol hebben ze uitbesteed aan banken en schaduwbanken. Het falen van grote banken en andere belangrijke instellingen moet worden voorkomen, zo is er een bail-out cultuur ontstaan. Omdat de risico’s die in deze sector worden genomen impliciet en expliciet worden gegarandeerd door de belastingbetaler, konden banken en schaduwbanken hard groeien.

Kredietcreatie werd de aanjager van economische groei, maar ook van gestegen aandelenkoersen en de waarde van vastgoed. Door de tevens toegenomen belastinginkomsten verslapte de rem op overheidsuitgaven. Er werd als het ware een geldboom neergezet. Door de omvang en reikwijdte van deze sector in ons maatschappelijk leven wordt na een crisis steevast gekozen voor het stutten en oplappen ervan. De technocratie blijft daarbij buiten schot.

QE als noodgreep

Maar nu verliest de geldboom echter in hoog tempo zijn bladeren. Eerst was er de kredietcrisis van 2008. Tot hun schrik bleken centrale banken geen centrale rol meer te vervullen. Geld- en kredietcreatie was verschoven naar private partijen, en voor een groot deel gebaseerd op de handel in financieel onderpand. Centrale banken beschikten niet over het juiste gereedschap om de crisis snel te bezweren. Hun toevlucht tot het opkopen van staatsleningen en hypotheekleningen was een noodgreep, die de rol van centrale banken verder in het nauw heeft gedreven. Uit recent onderzoek door economen van de Fed, de Amerikaanse centrale bank, blijkt namelijk dat het massaal opkopen van staatsleningen juist leidt tot financiële instabiliteit.

De Fed staat nu op het punt om een belangrijk nieuw instrument aan haar arsenaal toe te voegen. Het is een nieuw programma om de financiële markten te stimuleren om weer meer in de reële economie te investeren. In de beleidsvergadering van april jl. werd er uitvoerig over gesproken, zo bleek uit de vrijgegeven notulen. De mainstream media keek alleen maar naar de zinnen die gingen over het mogelijk afbouwen van het opkoopprogramma. Dat zou er op duiden dat de economie er weer beter voor staat. Wat niet werd opgepakt is echter veel belangrijker.

Lees ook:

Nieuwe noodgreep: Standing repo faciliteit

De Fed wil een zogenaamde 'standing repo facility' oprichten. Dat is een permanent noodloket, waar niet alleen banken en een select gezelschap van geprivilegieerde partijen gebruik van kunnen maken, maar alle partijen die handelen in de markt voor financieel onderpand. Toch aarzelt de Fed. En dat is begrijpelijk. Als bijvoorbeeld hedgefondsen weten dat ze ook in tijden van stress kunnen beschikken over veilig onderpand om er hun risicovolle beleggingen mee te kunnen financieren, zullen ze juist veel meer risico’s gaan nemen. Dat voedt alleen maar financiële bubbels. Het huidige dollarsysteem zal daarmee nog instabieler worden.

Zolang er geen permanent noodloket is voor iedereen, zullen private partijen in de kapitaalmarkt voorzichtig blijven. De reële economie groeit nog wel, maar veel minder hard dan voor 2008, en investeren lijkt niet te renderen. De lockdown’s hebben het er niet beter op gemaakt. De economie moet nu worden opgelapt om werkloosheid en bedrijfsfaillissementen te voorkomen. Doen overheden dit niet, dan volgt een implosie van de schuldeneconomie.

Lees ook:

Staatslening als onderpand

Staatsleningen zijn de afgelopen decennia veranderd van klassieke belegging in zeer gewilde kapitaalmarkt instrumenten. Omdat deze staatsleningen als meest veilige onderpand worden beschouwd, is de vraag ernaar groter in tijden van financiële stress en bij slechte economische vooruitzichten. Dit resulteert in lage en zelfs negatieve rentes. Het zet overheden op het verkeerde been, omdat de indruk wordt gewekt dat lenen gratis is.

Nu wordt dus het ene noodprogramma na het andere uit de kast gehaald. We zien hierdoor een vergaande centralisering van de macht. Grote groepen mensen en ondernemers verhogen op deze manier hun afhankelijkheid van de overheid. De noodpakketten die worden gefinancierd door schulden te maken, zullen echter in ieders gezicht ontploffen. Het kan eindigen in een totalitair technocratische regime dat de economie heeft overgenomen, of in een monetaire meltdown en een economische depressie. Misschien moeten we hopen op de pijn van een depressie om een totalitaire staat uit de weg te gaan.

Sander Boon

Sander Boon

drs. Sander Boon is politicoloog. Hij is een gedreven politiek-economisch en monetair analist die verder kijkt en dieper graaft en daardoor vaak verborgen verbanden ontdekt. Hierdoor heeft hij een unieke kijk op sociaal-maatschappelijke, politiek-economische en monetaire trends en ontwikkelingen.

Lees alles van Sander Boon »