Mexicaanse of Spaanse griepvirus: welk scenario volgt het Coronavirus? (Deel 4)

Mexicaanse of Spaanse griepvirus: welk scenario volgt het Coronavirus? (Deel 4)

Bij Geotrendlines hebben we al diverse keren gewezen en wijzen we keer op keer weer op de grote economische effecten van het Coronavirus (Covid-19). In de afgelopen drie artikelen hebben we de Mexicaanse griep gevolgd. Dat was tot voor kort de laatste grote virusepidemie, die precies elf jaar geleden op het dieptepunt van de aandelenbeurzen uitbrak. In de volgende reeks artikelen uit de serie gaan we uitgebreid in op de allergrootste en verschrikkelijkste viruspandemie, de Spaanse griep. Deze brak ruim een eeuw geleden uit en eiste wereldwijd circa 50 miljoen menselijke slachtoffers.

Hoogleraar virologie aan de Erasmus Universiteit Rotterdam, Marion Koopmans, deed inzake het coronavirus een belangrijke uitspraak op 11 maart. Volgens haar komt het coronavirus "in ernst het meest overeen met de Spaanse griep". Een constatering waar wij het helemaal mee eens zijn. Dat maakt de Spaanse griep actueler dan ooit. Maar de grote vraag is wat er toen gebeurde, in de wereld, maar ook in Nederland. En wat had het Amsterdamse aardappeloproer, de befaamde eenheidsworst, het oproer in de Harskamp en de revolutie van Troelstra hier mee te maken?

Ruim honderd jaar geleden, in 1918, vonden er diverse dramatische en gedenkwaardige gebeurtenissen plaats, in de wereld en in Nederland. De eerste betrof de beëindiging van het grootste bloedbad ooit: de Eerste Wereldoorlog (1914 - 1918), die aan circa tien miljoen jonge militairen en 5 miljoen burgers het leven kostte. De tweede was een pandemie, een wereldwijde epidemie - de Spaanse griep - die verwoestend toesloeg en binnen enkele maanden vijf keer zoveel jonge slachtoffers opeiste dan de oorlog in vier jaar had gedaan. Over de Eerste Wereldoorlog zijn tienduizenden boeken geschreven. Over de Spaanse griep is weinig gepubliceerd evenals over de invloed van de oorlog op het leven van de Nederlanders en de gruwelijke griep.

Nederland neutraal

Nederland was neutraal waardoor ons land veel ellende bespaard bleef. Toch heeft de Eerste Wereldoorlog grote invloed gehad op het economische en sociale leven van alle Nederlanders. Er werd namelijk niet alleen een militaire, maar ook een economische strijd gevoerd. Nederland bleef onpartijdig, maar niet afzijdig en kon het oorlogsgeweld ontwijken, maar de gevolgen niet ontlopen. Door zijn open economie en centrale ligging kreeg Nederland met de oorlog te maken, of het nu wilde of niet.

De invloed van de oorlog op het dagelijkse leven van de Nederlander werd steeds groter, naarmate de tijd verstreek. De nationale overheid en lokale overheden werden gedwongen meer en nieuwe taken op zich te nemen naast die van eigendombeschermer en ordehandhaver. Ze kregen onmiddellijk te maken met meer dan een miljoen Belgische vluchtelingen die gevoed en gehuisvest moesten worden en die overal in het land werden opgevangen. Daarnaast moesten ze zich ook steeds meer gaan bemoeien met het wel en wee van haar eigen noodlijdende inwoners.

De oorlog ging tussen de Triple Alliantie van Duitsland, Oostenrijk-Hongarije en Italië (de Centralen) en de Triple Entente van Groot-Brittannië, Frankrijk, Rusland en sinds begin 1917 de Verenigde Staten (de Geallieerden). Maar de twee machtigste rivalen in de strijd, Duitsland en Groot-Brittannië, waren onze buurlanden. We konden van twee kanten worden aangevallen en werden economisch door beide partijen bedreigd. We zaten dus in de tang. Jarenlang.

Oorlogswinstbelasting

Ons land had de eerste jaren economisch veel voordeel van de neutraliteit. De banken, industrie, landbouw en scheepvaart maakten grote winsten, de werkgelegenheid nam toe. Het nationaal netto inkomen steeg met bijna de helft, van 2.475 miljoen gulden in 1913 naar 3.692 miljoen in 1916. De regering voerde midden 1916 zelfs een oorlogswinstbelasting in om al die buitensporige winsten af te romen en een deel van de hoge mobilisatiekosten te kunnen betalen. De oorlog duurde voort, maar de patstelling in de loopgraven leidde tot berusting en moedeloosheid bij het Nederlandse volk. Bovendien nam de aandacht voor het oorlogsfront af naarmate de problemen aan het thuisfront toenamen.

Vanaf 1 februari 1917 ging het snel bergafwaarts toen de Noordzee tot oorlogsgebied werd verklaard en de Britten deze vol met mijnen legden en de Duitsers elk schip naar de zeebodem torpedeerden: in februari alleen al 230 schepen, waaronder een tiental Nederlandse schepen.

Veel Nederlanders waren dan ook verontwaardigd over deze Duitse acties en begonnen voedsel te hamsteren. Het scheepsverkeer nam sterk af. De buitenlandse handel daalde scherp en daardoor nam de schaarste aan brandstof, graan en grondstoffen snel toe. Maar het werd allemaal nog slechter toen Duitse duikboten ook vijf Amerikaanse schepen torpedeerden waardoor de Verenigde Staten in april 1917 Duitsland de oorlog verklaarden en zich aansloten bij de geallieerden.

Aardappeloproer

De overheid moest zich steeds meer bemoeien met de voedselvoorziening en probeerde door distributie, rantsoenering, uitvoerverboden, maximumprijzen, de harde gevolgen van de voedselschaarste te verzachten. Steeds meer producten kwamen op de bon: brood, melk, aardappelen, peulvruchten, vlees, rijst, suiker, thee, koffie, boter en margarine. Vooral aardappelen, het belangrijkste volksvoedsel, waren schaars en van slechte kwaliteit omdat de slechtste aardappelen werden gedistribueerd en de beste geëxporteerd, zowel naar Groot-Brittannië als naar Duitsland – in ruil voor steenkolen.

De Nederlandse economie was sterk afhankelijk van steenkool uit Duitsland. De aanvoer was al met de helft verminderd. Door het gebrek aan steenkool was de industriële productie gekelderd en draaiden fabrieken op halve kracht waardoor de werkloosheid almaar steeg. De Duitsers wilden alleen wel kolen leveren, maar eisten in ruil daarvoor levensmiddelen. De Nederlandse regering zat dus klem en kon weinig anders doen dan dagelijks lange rijen treinwagons met zuivelproducten, groenten en aardappelen naar Duitsland te sturen, terwijl hier de tekorten toenamen. Daardoor ontstond de bizarre omstandigheid dat ons land voldoende aardappelen produceerde, maar er toch tekort ontstond.

Eind juni 1917 hoorden Amsterdamse vrouwen dat er in de stad genoeg aardappelen waren, maar dat deze bestemd waren voor de Nederlandse militairen en de export. Uit woede plunderden zij de schuiten en pakhuizen waar deze aardappelen lagen opgeslagen. De plunderingen hielden dagenlang aan. Toen er op 6 juli nieuwe voorraden aardappelen arriveerden, werd het rustiger in de hoofdstad. Na een week van ongeregeldheden waren er in totaal tien Amsterdammers om het leven gekomen en meer dan honderd gewond geraakt

Economische boycot

Het aantal schepen dat onze havens binnenvoer in 1917 was nog slechts dertien procent van dat in 1913. De Nederlandse economie ging hard achteruit. De werkloosheid nam toe, de koopkracht daalde. Het geld was sinds de oorlog al bijna met de helft in waarde gedaald. Alles was schaars. Alles was peperduur. Iedereen klaagde en velen fraudeerden. Winkeliers hielden voorraden achter om te profiteren van de prijsstijgingen. Burgers legden voorraden aan om prijsstijgingen voor te zijn of om te voorkomen dat ze zonder kwamen te zitten. Zwarthandelaren kochten van alles op, zowel bonnen als goederen, om deze tegen hoge prijzen te verkopen, wat de schaarste, prijsstijging en fraude nog verder in de hand werkte. Zelfs ambtenaren fraudeerden door te handelen in distributiekaarten. Dat tastte het vertrouwen in de overheid danig aan.

Vanaf april 1918 verdiepte de crisis zich. Er kwamen geen kolen meer uit Duitsland binnen omdat het contract was afgelopen. Tijdens de onderhandelingen over een nieuw contract eiste Duitsland in ruil voor kolen veel meer voedsel. Nederland kwam steeds verder in het nauw en de frustratie nam toe omdat hier weinig tegen te doen viel. In 1918 bleek zelfs dat Nederland in vergelijking met 1913 over slechts de helft aan steenkolen kon beschikken.

Verenigde Staten

In mei 1918 eiste de Amerikaanse regering van alle neutrale landen, waaronder Nederland, dat zij geen enkel Amerikaans product aan Duitsland zouden leveren. Om deze eis kracht bij te zetten, legden de VS beslag op alle Nederlandse schepen die in hun havens lagen. En omdat Groot-Brittannië hetzelfde deed, was er min of meer sprake van een economische boycot tegen het neutrale Nederland.

Dit zou tot grote problemen leiden, want Nederland was voor zijn graan, kunstmest en veevoer bijna geheel afhankelijk van de geallieerden, vooral van de VS. De geallieerden wilden deze goederen alleen exporteren als Nederland bereid was concessies te doen. Dat echter zou problemen opleveren met het steeds volgehouden neutraliteitsprincipe. Toegeven aan geallieerde eisen betekende in Duitse ogen dat Nederland zich niet meer neutraal opstelde. De Nederlandse regering protesteerde maar legde zich erbij neer. Door de economische boycot nam de hoeveelheid geïmporteerd voedsel dramatisch af en kwam de Nederlandse voedselvoorziening nog verder in de problemen. Met alle gevolgen van dien.

Eenheidsworst

Door het toenemende gebrek aan veevoer konden boeren steeds minder koeien en varkens houden. Daardoor nam ook de hoeveelheid aangeboden vlees en melk sterk af. Wie geheel afhankelijk was van de officiële distributie had sinds midden 1918 vrijwel geen vlees gegeten. Wel was er de door de regering geïntroduceerde en spaarzaam verstrekt eenheidsworst. Daardoor kon er van 85 kilo vlees 100 kilo worst worden gedraaid.

In de zomer van 1918 was de stemming in Nederland verre van rooskleurig. De kloof tussen rijk en arm werd steeds groter. Het volk was ontevreden over het regerings- en distributiebeleid: 55 producten waren uitsluitend op de bon verkrijgbaar. De schaarste was enorm. Het waren vooral de arbeiders die er erbarmelijk aan toe waren: ondervoed, slecht gekleed en ellendig gehuisvest. Vaak woonden ze met hun veel te grote gezinnen in veel te kleine woningen. Ook de hygiëne liet veel te wensen over. Er was een groot gebrek aan zeep en wasmiddelen waren schrikbarend duur. Dit verminderde het weerstandsvermogen van een groot deel van de bevolking. De ontevredenheid leidde overal in het land tot demonstraties en oproeren tegen de honger en duurte, en tot winkel plunderingen in de grote steden.

Klik hier voor het volgende deel.

Eric Mecking

Eric Mecking

drs. Eric Mecking is historicus, schrijver, spreker, financieel-economisch analist en adviseur. Hij heeft zich gespecialiseerd in cyclisch denken en beursanalyses. Zijn unieke cyclische beleggingssysteem - Trend Tracker - gebruikt hij om te handelen op de financiële markten en om de belangrijkste beursontwikkelingen bij te houden voor Geotrendlines.

Lees alles van Eric Mecking »